Water in overvloed 1.1 t/m 1.4
Samenvatting Aardrijkskunde
Niveau: 3 HAVO
Taal:
Opmerking:
Bekeken: 5612 keer
Beoordeling
Dit huiswerk delen & naar vrienden sturen
1.1 Neerslag
· De relatieve vochtigheid ( rv ) is de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp dat in de lucht zit en doe hoeveelheid waterdamp die maximaal in de lucht kan.
een berekening van de relatieve vochtigheid ;
temp : 20°
waterdamp : 12 g/m³
Relatieve vochtigheid : ??
Word het dauwpunt bereikt ? (het dauwpunt word pas bereikt als de r.v. 100% is)
Waterdamp aanwezig
------------------------- X 100 = 12/17,3 * 100 = 69 % Het dauwpunt word niet bereikt
waterdamp maximaal
Temperatuur°C Waterdampg/m³
30 30,3
20 17,3
10 9,4
0 4,8
-10 2,4
-20 1,1
· - Het ontstaan van wolken begint op de grond, de zon verwarmd de grond
- De lucht word warm, in die lucht zit waterdamp
- De verwarmde lucht stijgt in grote luchtbellen , als die luchtbellen warmer zijn dan de omgeving blijft de lucht stijgen
- De lucht en de waterdamp die er in zit koelt af, in koude lucht kan minder waterdamp
· De luchtbel koelt dus door stijging steeds verder af.
· Bij een bepaalde temp is de hoeveelheid waterdamp die in de luchtbel zit gelijk aan de hoeveelheid waterdamp die ( bij die temp ) maximaal in de lucht kan. Het dauwpunt is dan bereikt
· Het dauwpunt is de temperatuur waarbij de lucht verzadigd is met waterdamp.
· De lucht koelt verder af dan vormen zich hele kleine waterdruppeltjes. De waterdamp in de lucht condenseert.
· Soms gaat de stijging van de luchtbel zo snel dat de waterdamp sublimeert (overgang van waterdamp in ijs).
· Er ontstaat een wolk.
· In de lucht condenseert waterdamp op condensatiekernen. Condensatiekernen zijn zout-, stof-, zand-, en
asdeeltjes in de atmosfeer waarop waterdamp condenseert.
deze deeltjes komen in de lucht door;
- verdamping van zeewater
- uitstoot van industrie
- verkeer
- volkaanuitbarstingen
· Wolken ontstaan door condensatie of sublimatie nadat het dauwpunt is bereikt.
1.2 De kringloop van het water
· De kringloop van het water is de voortdurende verandering van water in waterdamp, water en ijs.
· Lange kringloop : het water is lang onderweg. Het is als neerslag op het land gevallen. Het kan hier opgeslagen worden in landijmassa’s of gletsjers.
· - Door warmte verdampt het zeewater ; er ontstaat waterdamp
- Door stijging koelt waterdamp af en condenseert ; er ontstaan wolken
- Door zeewind worden de wolken landinwaarts gedreven
- Uit de wolken valt vloeibare of vaste neerslag op het land
- Een groot deel van de neerslag stroomt weg via gletsjers en rivieren naar de zee
- De overige neerslag zakt in de grond tot in het grondwater. Grondwater is water dat ondergronds langzaam wegstroomt naar rivieren of direct naar de zee
· Korte kringloop : het valt als neerslag direct terug in de zee.
1.3 Depressies
· Een depressie is lage luchtdruk. De komst van een depressie kan je opmeten met een luchtdrukmeter (barometer), de luchtdruk daalt sterk als er een depressie nadert.
· Lucht stroomt altijd weg vanaf plaatsen waar veel lucht is: hoge luchtdruk.
· En hij gaat het snelst naar plaatsen waar weinig lucht is: lage luchtdruk.
· Een luchtsoort is een grote hoeveelheid lucht met de een bepaalde temperatuur en vochtigheid.
· Lucht stroomt van hoge naar lage luchtdruk.
· Koude en warme lucht mengen slecht met elkaar .
· Luchtsoorten van een verschillende temperatuur kunnen zich gewoon naast elkaar bevinden.
· Als polaire en tropische lucht elkaar ontmoeten, blijven ze gewoon hun eigen temperatuur behouden.
Er ontstaat dan een front. Een front is een grens tussen twee verschillende luchtsoorten.
· De windrichtingen aan de weerzijden van het front zijn verschillend.
· De luchtstromen komen immers uit het noorden en het zuiden. Hierdoor ontstaan golven in het front.
· - De golven worden steeds groter.
- In de toppen van de golven liggen de depressies.
- De depressie diept zich uit.
- Warme lucht stijgt in een spiraal tegen de klok.
- De stijgende lucht koelt af, waardoor de waterdamp condenseert.
- Het word zwaar bewolkt en er valt frontale neerslag.
· Frontale neerslag is neerslag die ontstaat aan een front.
· Depressies betekenen veel bewolking en neerslag.
· Het passeren van een front is goed te merken aan de veranderingen in het weer.
· Eerst passeert het warmtefront. Een warmtefront is de overgang van koude naar warme lucht.
· Een warmtefront kondigt zich aan door een toenemende bewolking.
· - Eerst verschijnen er vezelwolken met haakjes, het is nog tamelijk zonnig.
- Vervolgens wordt de lucht grauwer door matglasbewolking.
- Dan gaat het spoedig langdurig regenen uit een dikke, donkergrijze regenwolk.
· Nadat het warmtefront gepasseerd is, stijgt de temp. een paar graden. Het klaart op. Dat duurt maar kort.
· Er nadert een koufront. Een koufront is de overgang van warme naar koude lucht.
· Het koufront kondigt zich aan door:
- Een opbollende stapelwolk; het is nog zonnig.
- Boller en hoger wordende stapelwolken die uitgroeien tot een buienwolk; er kunnen flinke regen en onweersbuien vallen, soms met hagel en windstoten; de temperatuur is gedaald.
- Kleiner wordende stapelwolken; de zon breekt door.
· Een stapelwolk is een wolk met een bolle bovenkant.
1.4 Zeewater
· Als de wind boven zeewater constant uit 1 richting waait, gaat het zeewater stromen. Er ontstaan dan zeestromen.
· Een zeestoom is een reusachtig brede waterstroom in oceanen en zeeën.
· Een driftstroom is een zeestroom die door de wind wordt veroorzaakt.
· Zeestromen brengen warm water vanuit warme gebieden naar koudere gebieden, en koud water vanuit koudere naar warmere gebieden.
· Een warme zeestroom is een zeestroom die water aanvoert dat warmer is dan het zeewater waar de zeestroom doorheen gaat.
· Een koude zeestroom is een zeestroom die water aanvoert dat kouder is dan het zeewater waar de zeestroom doorheen gaat.