nakijkboekje tendens banket 1.1 introductie
Uitwerkingen
Niveau: 3 VMBO
Taal:
Opmerking: ik heb dit van het programa het plein en dan nakijken dus het is 100% goed
Bekeken: 8873 keer
Beoordeling
Dit huiswerk delen & naar vrienden sturen
Antwoorden
Banketbakker 1: Introductie
Opdracht 3
1.
1. koekjes
2. gebak
3. taart
2.
1. maken van deeg
2. maken van koekjes
3. maken van taart en gebak
3.
1. juist
2. onjuist
3. juist
4. onjuist
5. juist
6. onjuist
7. onjuist
4.
1. je handen
2. 6.00/7.00
3. wit
4. schoon
5. je schoon moet zijn op je kleding, je lichaam en vooral op je handen.
Opdracht 8
1. gelijksoortige
2. ambachtelijke, industriële
3. de hand
4. machines
.
Opdracht 9
1. machines, apparaten, verpakkingen.
2. brood, banket
Opdracht 10 <<icoon samenwerken + icoon praktijk>>
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 11
1. producten bij de supermarkt in grote hoeveelheden machinaal worden gemaakt.
2. Verpakking: in de supermarkt zijn producten voorverpakt
Product: in de supermarkt zijn alle producten precies gelijk
Opdracht 12
Ambachtelijke bakkerijen
Industriële bakkerijen
Luxe bakkerijen
Supermarkten
Broodbakkerij
Brood- en banketfabriek
Chocolaterie
In-store bakkerijen
Banketbakkerij
Koekjesfabriek
Konditorei
Bake-off en make-off bakkerijen
Brood- en banketbakkerij
Beschuitfabriek
Tearoom
Afdeling bakkerijproducten
Bedrijven die halffabrikaten maken voor bakkerij, horeca en huishoudens
Croissanterie
Opdracht 13
- worden voorgebakken broodjes afgebakken.
- halffabrikaten afgewerkt tot bijvoorbeeld gebak.
- bakkerij in een supermarkt.
Opdracht 14
1. halffabrikaten.
2. moeten worden afgewerkt.
3. warme
4. croissanterie en tearoom.
Kaderopdracht 1
- Assortiment: De sortering producten die wordt verkocht.
- Halffabrikaat: Een product dat voor verkoop nog moet worden afgewerkt.
- Groothandel: Een bedrijf waar een bakker grondstoffen of halffabrikaten koopt
- Industriële bakkerij: Een bakkerij waar veel met machines wordt gewerkt.
- Creatief: Iets zelf bedenken en maken.
Opdracht 15
1. beeldmerk
2. naamplaatje
3. vakkleding
4. die door het bedrijf wordt verstrekt
Opdracht 16
1. veiligheid
2. uitstraling
3. hygiëne
4. herkenning
Opdracht 17
Bakker
1. bakkersmuts
2. bakkersbuis
3. sloof
4. bakkersdoek
5. bakkersbroek
6. goede sokken
7. stevige veiligheidsschoenen
1. een kok draagt een halsdoek
2. een bakker draagt meestal geen buis met kogelknopen
3. de handdoek van een bakker wordt zijdoek genoemd
Opdracht 18
Bakkerskleding
Functie
· Bakkersmuts
H, U
· Bakkersbuis
H, U, V
· Sloof
H, U, V
· Bakkersdoek
F
· Bakkersbroek
U, F
· Goede sokken
F
· Stevige veiligheidsschoenen
F
Opdracht 19
1. brandgevaarlijk
2. uit vier lagen stof
3. buiten de praktijkruimten
4. zijdoek, afdrogen, schone handen.
Opdracht 20
Voorkomen vermoeidheid, hoofdpijn en pijn in je rug:
goede schoenen
Geschikt voor het afdrogen van schone handen:
zijdoek of bakkersdoek
Gemakkelijk te vervangen en te wassen:
witte sloof
Voorkomt dat er haren in de producten komen:
bakkersmuts
Opdracht 21
1. als er een gerecht bedorven is alle piloten ziek zijn waardoor ze niet meer kunnen vliegen.
2. omdat deze heel jonge en heel oude mensen minder weerstand hebben tegen ziekten.
3. 1. door vuile handen
2. door te hoesten boven producten
Opdracht 22
…alles wat bevordering en het behoud van de gezondheid van de mens betreft.
Opdracht 23
1. veilig
2. Hygiëne, gezondheid.
3. ziek, overlijden.
4. de kennis van alles wat ons gezond houdt.
5. 1. persoonlijke hygiëne
2. bedrijfshygiëne
3. sociale hygiëne
Opdracht 24
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Opdracht 25
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Opdracht 26
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Opdracht 27
1. desinfecteer
2. sieraden
3. kort, schoon.
4. wegwerphanddoek, luchtdroger
Opdracht 28
- puisten of zweren heb
- zwaar verkouden ben of lijd aan besmettelijke ziekten
- een open wond heb
Opdracht 29
1. gebruik van reinigingsmiddelen
2. gebruik van chloor en wc-reinigers
3. gebruik van wegwerpvaatdoekjes
4. gebruik van afwasmachine
5. gebruik van keukenpapier om vuil op te nemen
Opdracht 30
1. bederf, besmetting
2. minder grondstoffen en producten weggooit.
3. 1. zorg voor een goede persoonlijke hygiëne
2. reinig en desinfecteer materialen, gereedschappen en machines voordat deze met voeding in aanraking komen.
Opdracht 31
1. Houd rauwe en bereide producten gescheiden.
2. Gebruik geen rauwe eieren als er geen verhitting boven de 75ºC volgt.
3. Was groenten die rauw worden gegeten in water met azijn of citroenzuur.
4. Bereid voedingsmiddelen niet te lang van tevoren.
5. Doe geen oude grondstoffen bij nieuwe.
6. Bewaar grondstoffen en producten op de voorgeschreven manier.
7. Let op de houdbaarheidsdatum van voedsel.
Opdracht 32
1. schadelijk of hinderlijk is voor de mens.
2. 1. fysische vervuiling
2. chemische vervuiling
3. microbiologische vervuiling
3. fysische
4. chemische
5. 1. bacteriën
2. gisten
3. schimmels
Opdracht 33
– verwijderen van fysische of chemische verontreinigingen.
– micro-organismen.
– je bacteriën en andere micro-organismen doodt.
Opdracht 34
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Opdracht 35
Oplossing: dosering
Kaderopdracht 2
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 36
Onveilige situatie
Maatregel
1. Bijvoorbeeld het gebruik van machines en scherpe gereedschappen.
Beveiliging gebruiken.
2. Bijvoorbeeld uitglijden over een vuile gladde vloer.
Vuil meteen opruimen.
3. Bijvoorbeeld het gebruik van hete apparaten.
Handschoenen gebruiken.
Opdracht 37
1. Arbo-wet.
2. gezondheid en welzijn
3. werknemers en werkgevers
Opdracht 38
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 39
1. een veilige werkomgeving
2. een ontruimingsplan
3. veilige machines en apparaten
4. goede instructies voor het gebruik van machines en apparaten
5. goede instructies voor het gebruik van gevaarlijke stoffen
6. scholing van personeel om veilig te kunnen werken
1. werkinstructies op te volgen
2. gevaarlijke situaties te melden
Opdracht 40
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 41
1. docent
2. EHBO’er
Opdracht 42
1. reinigen onder stromend water
2. droogdeppen met een steriel gaasje
3. ontsmetten met jodium, betadine of bijvoorbeeld sterilon
4. steriel afdekken met een verband of pleister
Opdracht 43
Wel doen:
1. brandwonden meteen koelen onder koel stromend water
2. de wond afdekken met steriel gaas
3. raadpleeg zonodig een arts
Niet doen:
1. maak geen aan de wond vastzittende kleding los
2. prik geen blaren door
3. gebruik geen brandzalf, boter of andere huishoudelijke middeltjes
Opdracht 44
Ter beoordeling door de docent
Kaderopdracht 3
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 49
1. kan onveilig zijn
2. kan verkeerde stoffen afgeven
3. er kunnen stukjes afspringen die in het eten kunnen komen
Opdracht 50
1. Ze mogen geen smaak afgeven.
2. Ze mogen geen schadelijke stoffen afgeven.
3. Ze moeten weinig onderhoud vragen.
4. Ze moeten lang meegaan.
Opdracht 51
Materiaal
Geschikt
Minder geschikt
Roestvrij staal
X
Kunststof
X
Gietijzer
X
Blik
X
Gesiliconeerd plaatstaal
X
Koper
X
Glas en porselein
X
Opdracht 52
Materiaal
Voorbeelden van gereedschap
Roestvrij staal
Litermaat, stuifbloembakje
Gietijzer
Braadslede, grillplaat
Blik
Steker, cakeblik
Gesiliconeerd plaatstaal
Bakplaat, koekenpan
Koper
Kookpan, sauteuse
Glas en porselein
Schalen, kommen
Opdracht 53
1. blik
2. gesiliconeerd blik of plaatstaal
Opdracht 54
Materiaal
RVS
Aluminium
Koper
Kunststof
Blik
Hout
Vervormt niet snel
x
x
x
Is bestand tegen zuren
x
x
Heeft een lange levensduur
x
Is gemakkelijk te reinigen
x
x
x
Geeft giftige stoffen af
x
x
Is duur
x
x
Is licht in gewicht
x
x
x
Geleidt warmte goed
x
x
Beschadigt snel
x
x
x
x
x
Opdracht 55
gedesinfecteerd.
Opdracht 56
- Roestvast staal: onderdelen die niet met voedsel in aanraking komen, kun je met rvs olie oppoetsen. RVS messen moet je regelmatig aanzetten
- Blik: goed drogen om roesten te voorkomen
- Gesiliconeerd blik: niet schoonmaken met scherpe voorwerpen
- Kunststof: oppassen voor beschadigen
- Hout: goed laten drogen
Kaderopdracht 4
- Geëmailleerd plaatstaal is ongeschikt omdat: er stukjes af kunnen springen die in het eten terecht kunnen komen.
- Aluminium is ongeschikt omdat: het verkleurt door zuren en geeft smaak- en kleurverandering aan voedsel
- Hout is minder geschikt omdat: hout snel beschadigt waardoor er zich micro-organismen in kunnen ontwikkelen
Opdracht 57
1. bijvoorbeeld. welke grondstoffen zijn er
2. hoe bewaar je grondstoffen
3. welke eigenschappen hebben grondstoffen
Opdracht 58
1. de bestelling klopt
2. de houdbaarheidsdatum niet of bijna is verstreken
3. de verpakking heel en schoon is
4. de grondstof van een etiket voorzien is
5. de temperatuur goed is bij aflevering
Opdracht 59
Grondstof
Magazijn
Koelkast
Diepvries
Melk
x
Bloem
x
Suiker
x
Vlees
x
x
Vis
x
x
Gist
x
Zout
x
Aardappelen
x
Opdracht 60
- de koelkast: 0-7°C
- de diepvries: -20°C
Opdracht 61
1. first in first out.
2. achter
Opdracht 62
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 63
1. Bij de goede temperatuur bewaren.
2. Goed verpakken.
3. Niet te oud laten worden.
4. Niet bewaren in vuile schalen.
5. Niet door elkaar bewaren.
Opdracht 64
- Koop gave producten en berg ze meteen op de juiste plek op.
- Eet bederfelijke levensmiddelen op voordat de ‘te gebruiken tot’-datum is verstreken.
- Denk eraan dat de houdbaarheidsdatum alleen geldt voor ongeopende verpakkingen.
- Houd de koelkast koel: de temperatuur moet tussen de 4 en 7 graden Celsius zijn.
- Zet producten zoals een pak melk meteen na gebruik terug in de koelkast.
Kaderopdracht 5
1. De slagroom zal snel zuur worden.
2. De houdbaarheid wordt korter.
3. Grondstoffen kunnen dan snel bederven.
4. Dat er grondstoffen te lang in het magazijn blijven staan en daardoor te oud worden.
5. Grondstoffen die in het magazijn staan gebruik je eerst, daarna grondstoffen die net afgeleverd zijn.
Opdracht 65
De juiste volgorde is: 5, 4, 1, 2, 3
Oplossing = JUIST
Opdracht 66
1. droge stoffen
2. vloeistoffen
3. vetstoffen
Opdracht 67
In de weegbak
Op weegpapier
In een litermaat
Bloem
x
Boter of margarine
x
Eieren
x
Melk
x
Zout
x
Opdracht 68
1. hoofdgrondstoffen en hulpgrondstoffen.
2. hoofdgrondstof.
3. hulpgrondstof.
Opdracht 69
Grondstof
Hoofdgrondstof
Hulpgrondstof
Bloem
x
Vanille
x
Eistruif
x
Suiker
x
Margarine
x
Boter
x
Cacaopoeder
x
Zout
x
Karnemelk
x
Citroensap
x
Kaneel
x
Gemengd bakpoeder
x
Opdracht 70
Grondstof
Kleur
Geur
Smaak
Vorm
Zeeuwse bloem
crémekleur
muffig
droog
poeder
W-bloem
blank
muffig
droog
poeder
Patentbloem
wit
muffig
droog
poeder
Deegmargarine
gelig
boterachtig
Vettig
Kneedbaar
Boter
geel
romig
vettig
kneedbaar
Basterdsuiker
wit
Zoetig
zoet
Poeder met klonten
Melissuiker
wit
zoetig
zoet
kristallen
Poedersuiker
wit
zoetig
zoet
Fijn poeder
Vanille
bruin
vanille
Vanille
Leerachtig stokje
Citroensap
geel
citroen
citroenzoet
Kleverig met kristallen
Kaneel
bruin
kaneel
kaneel
Zeer fijn poeder
Gemengd bakpoeder
wit
Niet
smaakloos
poeder
Koolzuur
wit
Niet
smaakloos
poeder
Opdracht 71
Hoofdgrondstoffen
Hulpgrondstoffen
1. bloem
citroenrasp
2. vetstof
melk
3. suiker
kaneel
Opdracht 72
1. Grondstoffen die je zeeft, zijn: bloem, bakpoeder en kruiden
2. Een grondstof die je klontvrij rolt, is: suiker
3. Een grondstof die je eerst aanwerkt, is: vetstof
Opdracht 73
1. geschikt
2. geschikt
3. geschikt
4. ongeschikt
5. ongeschikt
Opdracht 74
koel - op bakkerijtemperatuur - vochtig - droog - licht - donker - gesloten verpakt.
Opdracht 75
1. margarine
2. boter
3. olie
4. vet
Vul de volgende zinnen aan.
1. calorieën
2. glycerol en vetzuren.
3. smeltpunt.
4. plantaardige vetten en dierlijke vetten.
5. extraheren en persen.
Opdracht 76
1. 80%, 15%
2. water
3. smeltpunt
4. harden
5. deeg-, cake- en walsmargarine
6. crèmemargarine.
7. korstmargarine.
8. koel, droog, donker en afgesloten.
9. geur en glazige uiterlijk.
Opdracht 77
1. zuivelproduct.
2. grasboter, hooiboter, Boter concentraat.
3. water
4. grasboter.
5. hooiboter.
6. grasboter.
7. hooiboter.
8. glazig, hard en geel
Opdracht 78
koel - op bakkerijtemperatuur - vochtig - droog - licht - donker – gesloten - verpakt.
Opdracht 79
Ter beoordeling door de docent
Kaderopdracht 6
1. vetten.
2. niet
3. ze goed te bewaren
Opdracht 80
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 81
1. honing en suikerriet
2. suikerbiet.
3. koolzuurassimilatieproces.
4. sacharose.
5. zonlicht.
Opdracht 82
suikersoorten
kristalsuiker
melissuiker
castormelis
basterdsuiker
witte basterd
gele basterd
bruine basterd
poedersuiker
witte poedersuiker
diepvriesbestendige poedersuiker
geprepareerde poedersuiker
garneersuiker
greinsuiker
suikerchips
suikernibs
kandijsuiker
witte kandijsuiker
Opdracht 83
Suiker bewaar je: koel - op bakkerijtemperatuur - vochtig - droog - licht - donker - gesloten verpakt.
Kaderopdracht 7
1. wassen
2. in reepjes snijden
3. verhitten in water - broeien
4. verdampen
5. raffineren
6. verder indampen
7. centrifugeren
8. opslaan
Opdracht 88
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 89
per stuk
Opdracht 90
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 91
1. juist
2. juist
3. onjuist
4. onjuist
5. juist
Opdracht 92
1. Minder kans op fouten.
2. Zonder problemen de juiste hoeveelheden afwegen.
3. Altijd een constant product.
4. Hoeveelheden gemakkelijk aan te passen.
Opdracht 93
vloeiende bestanddelen
bindende bestanddelen.
Opdracht 94
1. uitdrijven
2. plat
3. bloem
4. minder
5. hard /krokant
6. bros
Opdracht 95
Bloem: zeven
Basterdsuiker: klontvrij rollen
Poedersuiker: zeven
Vetstof: aanwerken
Kaneel: zeven over de bloem
Werkende stoffen: zeven over de bloem
Opdracht 96
Aanwerken: soepel maken
Kruimelen: met een soort handenwasbeweging grondstoffen mengen
Homogeen: goed gemengd, er zijn geen afzonderlijke grondstoffen zichtbaar
Opdracht 97
Bloem: boven aan de werkbank
Suiker: in het midden van de werkbank
Eistruif: in de suiker
Werkende stof: zeven over de bloem
Speculaaskruiden: zeven over de bloem
Zout: bij de suiker
Citroenrasp: bij de suiker
Opdracht 98
bloem 2
suiker 1
vetstof 1
smaakstof 1
werkende stof 2
vochtbestanddelen 1
Opdracht 99
Ter beoordeling door de docent
Opdracht 100
Oplossing = BOTER
Opdracht 101
1. koelkast
2. vetstof
3. te stevig om te verwerken.
4. aanwerken.
5. soepel en verwerkbaar.
6. hard
7. zacht en plakkerig.
Werkblad Werkvoorbereiding Banket 1.1
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Werkblad Werkvoorbereiding Banket 1.2
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Werkblad Werkvoorbereiding Banket 1.3
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Werkblad Werkvoorbereiding Banket 1.4
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Werkblad Werkvoorbereiding Banket 1.5
Leg je antwoorden voor aan je docent.
Werkblad Werkvoorbereiding Banket 1.6
Leg je antwoorden voor aan je docent